E-MAIL VAN GEORGE April 2013
Was
toevallig boek van Budd Hopkins aan het lezen. vriendelijke groeten
Budd Hopkins heeft over dit aspect een interessant voorwoord geschreven in zijn boek Intruders: the incredible visitations at Copley Woods (1987). En op blz. 216 schrijft hij: de goedgelovigheid van de lezer wordt zwaar op de proef gesteld. Onze geest kan een bepaalde hoeveelheid verwerken, maar daarna ontstaat een soort zelf opgelegde censuur: 'Het doet er niet toe met wat voor bewijs je komt aandragen - ik wil er niet over nadenken! Ik sta mezelf niet toe zulke gedachten te hebben.' De wens niet te geloven, zelfs niet de werkelijk verpletterende ideeën een enkel ogenblik koesteren, is een verlangen dat zowel door onderzoekers als door sceptici wordt gedeeld. Niemand - en zeker niet diegenen die een UFO-ontvoering hebben meegemaakt - kan welgemoed door het dagelijks leven stappen met in het achterhoofd het feit dat deze angstaanjagende beelden wel eens realiteit zouden kunnen zijn. Even eerder schreef hij: Zo werden bijvoorbeeld UFO's eerst afgedaan als luchtschepen of geheime wapens van de vijand. Toen die uitleg onhoudbaar bleek, stonden we onszelf heel langzaam toe te denken dat het misschien - we durfden het bijna niet te zeggen - buitenaardse ruimtevaartuigen waren. Maar zelfs binnen dit schokkende concept konden we nog een soort afstandelijkheid en idee van veiligheid bewaren door te denken dat UFO's misschien wel zonder bemanning rondvlogen, op afstand bestuurd om ons van een geruststellende afstand te observeren. Dit idee begon af te brokkelen toen er meldingen binnenkwamen van waarnemingen van mensachtigen, humanoïden, verslagen over vreemde figuren in of in de nabijheid van UFO's. We dachten en hoopten dat uiteindelijk dat zelfs als deze verslagen op waarheid berustten en de UFO's een bemanning hadden, ze tenminste op afstand bleven en ons met rust lieten. De zaak Barney en Betty Hill verbrijzelde deze zelfgenoegzaamheid: een angstaanjagende kidnapping en een gedwongen 'lichamelijk onderzoek' gepaard met een kennelijk van buitenaf opgelegd geheugenverlies. Vervolgens hoopten we dat dit een éénmalige gebeurtenis was geweest totdat honderden vergelijkbare ontvoeringsverslagen begonnen binnen te stromen. Alsof dit nog niet genoeg was, werd de volgende fase al weer zichtbaar uit nieuw onderzoek: verslagen over inplantingen, spermamonsters en eicelverwijderingen. Film
Sirius en Atacama Humanoid Op blz. 207 beschrijft Pam haar 'droom': De derde vrouwelijke ontvoerde over wie ik het in hoofdstuk 7 had, was Pam, de jonge danseres. Toen ze in 1979 merkte dat ze 'per ongeluk' zwanger was, besloot ze tot een abortus., om naderhand van de dokter te horen dat er geen spoor van embryonaal weefsel was en dat hij niet begreep wat er was gebeurd. In het licht van de andere herinneringen, vroeg ik Pam op een gegeven moment of ze ooit ongebruikelijke dromen over baby's had gehad. Ze antwoordde dat ze met haar echtgenoot in New Mexico woonde - dezelfde tijd dat ze zwanger werd en een 'niet-abortus' had - ze een aantal keren een terugkerende droom over een kleine baby had. De dromen begonnen gewoonlijk in een onbekende omgeving, waarbij Pam zich bewust werd van een heel klein levend iets vlak bij of op de vloer. Eerst leek het haar een of ander dier, maar toen ze zich uiteindelijk realiseerde dat het een baby was, pakte ze het op en hield het in haar armen. Ze beschreef het tegenover mij als 'nietig en aandoenlijk, zo klein en dun dat het nauwelijks leek te kunnen overleven.' Ze hield het vast en voelde medelijden omdat het er 'zo aandoenlijk uitzag'. Later zei Pam: de baby leek eerst op een pasgeboren lammetje, petieterig klein ding, met dunne beentjes, en nu ik het optil verandert het in een baby ... maar het ziet er aandoenlijk uit. Het is half menselijk, half wat het daarvoor geweest mag zijn, met magere, korte beentjes. En de huid is wit ... hij is zo dun ...de huid is zo dun dat hij doorzichtig is ... en ik heb het gevoel dat als ik eraan trek, de huid zo loslaat. Het is vreemd ... en ik voel me ... min of meer opstandig worden. Ik heb er ook medelijden mee. Het is in leven maar op een manier ... nou ja, het lijkt bijna een geraamte. Het heeft een groot hoofd en ligt daar maar ... en de benen zijn heel dun, alsof er bijna geen botten in zitten ... daarom vond ik het eerst ook lijken op een dier, vanwege die magere beentjes ... ze zijn niet menselijk. Ze zijn langer dan die van een baby op die leeftijd, maar toch heel klein. De verhoudingen kloppen niet. Het heeft een heel klein lichaam, nogal vierkant en dan die lange benen, lange armen, en het weegt ook bijna niets. het enige zware lijkt het hoofd. Het is een heel zwaar hoofd en dat ligt daar maar ... het lijkt op een van die poppen, behalve dat het hoofd te zwaar is, je zou denken dat het er af zou vallen ... Budd
ging op onderzoek uit of dit soort 'dromen' vaker voorkomen en bekend
zijn. Enkele bevriende psychologen en psychiaters zeiden dat ze nooit
dergelijke cliënten hadden gehad. Natuurlijk kunnen er speciale
omstandigheden zijn die tot dit soort herinneringen leiden, maar alle
vier ervaren therapeuten verzekerden me dat ze in hun praktijk nooit
gehoord hadden van dromen over 'verloren baby's' of 'nietige baby's
zoals door mij beschreven.Budd Hopkins noemt dit patroon dat ook bij
andere vrouwen naar voren kwam, de verloren baby's. Ze gaan
altijd gepaard met z.g. presentaties van die baby's aan de
vrouwen die kennelijk de moeder waren en waarvan hun eicel was weggenomen
en bevrucht zijn met een andere species. |